Groen erfgoed

Landschappelijk groen erfgoed

Behoud van oorspronkelijk inheemse (wilde) bomen, struiken en planten

Een soort is inheems in haar hele natuurlijke verspreidingsgebied. Dit kan erg groot zijn en binnen het verspreidingsgebied komen veel genetische verschillen binnen de totale populatie voor. Een Zomereik (Quercus robur) is inheems in heel Europa, maar groeit in Ierland of Spanje onder totaal andere klimatologische omstandigheden dan een Zomereik in Hongarije of Nederland. Het is daarom nodig om het begrip inheems nader te specificeren, vandaar de toevoeging van de termen 'autochtoon', 'oorspronkelijke inheems' en 'wild'. Autochtoon, oorspronkelijk inheems of ‘wild’, geeft aan dat een soort (populatie) van nature in een gebied voorkomt en zich na de laatste ijstijd hier gevestigd heeft. Een boom of struik wordt autochtoon genoemd als het genetische materiaal zich sinds de eerste natuurlijke vestiging na de laatste ijstijd continu natuurlijk verjongd heeft. Het gaat hier om de oorspronkelijke, wilde populatie. Autochtone bomen, struiken en planten kunnen ook aangeplant zijn in de loop van de tijd, maar dan altijd vanuit bestaande wilde populaties. De staat van instandhouding van de autochtone, wilde bomen en struiken in Nederland is slecht. Er bestaan in Nederland geen oerbossen meer, bossen waar nooit geplant of geoogst is. Er bestaan in Europa en ook in Nederland wel oude bosrestanten, oude boskernen genoemd, waar nog de wilde genetische (ofwel autochtone) bronnen van inheemse bomen en struiken voorkomen. Wilde bomen en struiken komen nagenoeg alleen voor in oude boskernen, oude houtwallen, oude heggen en struwelen. Het begrip ‘oude boskernen’ komt meer of minder overeen met het begrip ‘ancient woodland’.


In de afgelopen dertig jaar is een groot deel van Nederland onderzocht op wilde bomen en struiken. Van alle houtige gewassen in Nederland bestaat op dit moment nog slechts minder dan 3% uit autochtone bomen en struiken. Kijkend naar de soorten blijkt dat ongeveer de helft meer of minder bedreigd is in zijn voortbestaan. Enkele soorten zijn uitgestorven, zoals de Koraalmeidoorn en de Grove den. Andere soorten als Wilde peer, Gele kornoelje, Behaarde struweelroos, Kale struweelroos, Kraagroos en Schijnkoraalmeidoorn komen nog slechts met enkele exemplaren voor.

Het verdwijnen van oerbossen in de tropen roept terecht maatschappelijke verontwaardiging op maar het verdwijnen van de wilde soorten bomen en struiken in Nederland wordt nauwelijks opgemerkt. Het probleem is voor een leek niet goed zichtbaar want of een boom tot de wilde populatie behoort of dat subtiele ecologische relaties ontbreken is niet zomaar te zien. Maar de ene eik is de andere niet. De gevolgen zijn er wel, bijvoorbeeld in de vorm van bomen die niet goed groeien, bossterfte of de achteruitgang van het aantal insecten. Wilde bomen en struiken leveren een onmisbare bijdrage aan de biodiversiteit, niet alleen op zichzelf, maar ook vanwege het voedselweb dat per boomsoort uit andere soorten insecten, schimmels, vogels etc. bestaat. In meer dan tienduizend jaar selectie door milieu en klimaat is per wilde boomsoort een breed genetisch spectrum ontstaan. Deze genetische variatie maakt de wilde bomen en struiken sterk en resistent tegen verandering, ook tegen klimaatverandering. Gekweekte bomen en struiken zijn geselecteerd, hebben juist weinig genetische variatie en hebben doorgaans een veel kleiner voedselweb (bron: Behoud groen erfgoed: plan voor het behoud van bedreigde wilde bomen en struiken in Nederland, 2019).

Bij Groesbeek groeit nog een uiterst zeldzame wilde populatie Duitse brem (Genista germanica). Deze op Stekelbrem gelijkende gele bloeier is in Nederland nergens anders meer te vinden, maar de lemige en iets kalkhoudende bosbodem zorgt voor precies de goede condities. (Foto Bert Maes)

Biodiversiteit en klimaatbestendigheid


Werken aan biologische diversiteit is werken aan een verscheidenheid aan leven op drie biologische niveaus. Naast aandacht voor de soortenrijkdom (aantal soorten dat aanwezig is binnen één gebied) dient er ook specifiek aandacht te zijn voor de diversiteit aan genen binnen een populatie (groep organismen van dezelfde soort in een min of meer afgescheiden gebied) en aandacht voor leefgemeenschappen en ecosystemen, waarin soorten in bepaalde unieke combinaties voorkomen. Immers, soorten staan niet op zichzelf maar leven samen (symbiose).


Klimaatbestendige bomen, struiken en planten zijn beplantingen die ook in een veranderend klimaat kunnen blijven groeien. In de afgelopen ca. 2000 jaar blijken er grote temperatuurveranderingen te zijn geweest. De autochtone (oorspronkelijk inheemse) populaties in die periode hebben de pieken van de warme middeleeuwen en de kleine ijstijd overleefd. Inmiddels is de temperatuurlijn verder gestegen. Ook in de millennia ervoor was er steeds sprake van diverse veranderingen. Met de huidige klimaatverwachtingen liggen onze inheemse boomsoorten niet in de gevarenzone. Ze kunnen tegen een stootje. Hierin speelt de unieke genetische kwaliteit van de wilde populaties van bomen en struiken een cruciale rol. Naast het feit dat deze genetische bronnen zijn aangepast aan het grillige klimaat van de Lage Landen, bezitten ze, voor zover er nog sprake is van populaties van voldoende omvang, ook een veel grotere genetische variatie dan gangbaar plantgoed.

Gangbaar plantgoed is een selectie en heeft een kleinere genetische bandbreedte. Hierdoor zijn autochtone bomen en struiken veel beter in staat om veranderingen in klimaat, veranderingen van de standplaats, nieuwe ziekten en nog onbekende milieuproblemen in de toekomst op te vangen. Een populatie die een brede genetische basis bezit én goed is aangepast aan de lokale omstandigheden heeft een grotere kans om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het brede genetische spectrum maakt daarmee evolutie mogelijk. Hiervoor is het nodig dat wilde populaties voldoende omvang behouden of weer ontwikkelen.

Vrijwel alle inheemse boom- en struiksoorten in Nederland worden door de huidige en verwachte temperatuurstijging niet bedreigd in hun voortbestaan. Hun natuurlijke areaalgrenzen reiken tot ver in Zuid-Europa. Enkele boom- en struiksoorten, zoals Grove den, Noordse aalbes, Laurierwilg, Gewone vogelkers, Trosvlier en Taxus zouden voor wat hun natuurlijke verspreiding betreft enigszins als probleemsoorten opgevat kunnen worden. Maar ook voor die soorten zal een gemiddelde stijging van 1,5 tot 2 graden nauwelijks een probleem zijn. Alleen bij nog hogere temperatuurstijgingen kunnen er voor enkele soorten mogelijk problemen verwacht worden. 

De problemen van verminderde vitaliteit (veerkracht) van leefgemeenschappen en ecosystemen zitten meer in de door de mens veroorzaakte verslechterde milieuomstandigheden, met name de ontwatering, en ziekten en plagen vanuit andere klimaatregio’s. De huidige essentaksterfte is daar een voorbeeld van. De zwam die de essen aantast is in feite een invasieve exoot, meegekomen met Oost-Aziatische essen die in Oost-Europa zijn aangeplant. Ook de ingevoerde soorten zoals de Lariks en Fijnspar zijn niet aangepast aan het Nederlandse klimaat en hebben een lage genetisch variatie. Deze soorten kunnen de huidige droge zomers al niet aan (bron: Behoud groen erfgoed: plan voor het behoud van bedreigde wilde bomen en struiken in Nederland, 2019).  

Elzenbroekbos in Zuid-Limburg, in oude Geulmeander met Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris), Bittere veldkers (Cardamine amara) en Pluimzegge (Carex paniculata). Het boek 'Oude bossen, houtwallen en heggen in het hoogste Zuid-Limburg' bevat een schat aan informatie over het heden en verleden van de oorspronkelijke inheemse bomen en struiken in Zuid-Limburg, rondom Slenaken, Vijlen en Vaals. (Foto Bert Maes)

Biodiversiteit en oude boskernen (ancient woodland)


Oude bosgroeiplaatsen waar substantieel wilde bomen en struiken groeien zijn te classificeren als oude boskern. Oude boskernen staan op de topografische kaart van 1850 als bos aangegeven en van deze boskernen wordt verondersteld dat deze locaties toen al lang met bos bedekt zijn geweest. Het gaat om locaties die ook op de topkaart van 1850 al als bos of houtwal aangegeven staan. En waarvan, op grond van de geografische context, verondersteld kan worden dat deze locaties reeds lange tijd met bos bedekt zijn geweest.

Toch is er in alle oude boskernen in de Nederlandse situatie sprake van menselijke invloed, maar anderzijds juist dankzij het duurzaam gebruik ervan heeft kunnen voortbestaan Het bos kan, zelfs meermalen, gekapt of gehakt zijn maar heeft zich deels op spontane wijze hersteld of is door herplant  met lokaal plantgoed nog steeds begroeid met wilde bomen en struiken. Een oude boskern hoeft dus niet altijd uit oude bomen te bestaan, maar heeft wel een genetische continuïteit. Bekende vormen van oude boskernen in Nederland zijn hakhoutbossen, veelal in doorgegroeide vorm, spaartelgenbossen die ontstaan zijn uit hakhoutstoven waarvan één stam is doorgegroeid tot opgaande boom en in mindere mate uit middenbossen. De genetische, ecologische en cultuurhistorische waarde van dergelijke bossen is groot. Omdat de bodem lang bedekt is geweest met bos komen hier allerlei soorten kruiden, insecten, schimmels, bodemmicrofauna etc. voor die niet buiten het bos kunnen overleven. Veel van deze soorten zijn tegenwoordig zeldzaam en bedreigd in Nederland. Regionale autochtone populaties zijn in feite de basis van de biodiversiteit en de toekomst van deze bijzonder belangrijke flora staat werkelijk op het spel.

Oude boskernen zijn refugia voor deze soorten en daarmee van cruciaal belang voor de biodiversiteit. Anders gezegd, de beste garantie voor het behoud van de variatie aan micro-organismen, planten en dieren is dan ook het behoud van hun natuurlijke leefomgeving. De Atlas van het landschappelijk groen erfgoed in Nederland (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Bert Maes, e.a.) geeft een overzicht van de stand van zaken van de inventarisatie in Nederland. De kaartlaag van de oude landschapselementen en de er voorkomende wilde bomen en struiken wordt jaarlijks bijgesteld.

Dertig jaar veldonderzoek heeft geresulteerd in gedetailleerde kaarten met de inheemse wilde bomen en struiken. Bij het veldonderzoek wordt de autochtoniteit van bomen en struiken vastgesteld door een set van criteria. Belangrijke criteria zijn het voorkomen van de groeiplaats op de topografische kaart van ca. 1850, de herkenbaarheid van oude beheersvormen (hakhout, spaartelgen, knotten, vlechtrelicten bij heggen), de aanwezigheid van oudbosindicatoren in de kruid- en struiklaag, ongestoorde karakteristieke bodem, herkenbare vegetatie en grillige perceelgrenzen. Historische, archeobotanische en genetische informatie geven soms extra aanwijzingen. De criteria gaan niet altijd volledig op, zoals het ontbreken van de karakteristieke kruidlaag.


Zie ook de speciale docu Eeuwige bossen, een informatieve documentaire over het beheer en behoud van onze wilde inheemse bossen uit 2024.

Een grote bijzonderheid is een grote populatie van een mix van wilde Zomer- en Winterlindes in het Savelsbos in Zuid-Limburg. De grootste concentratie ligt bij twee grubben: de Schone Grub en de Scheggeldergrub. De Schone Grub is beroemd vanwege de unieke neolithische vuursteenmijnen en voor botanici vanwege o.a. de Gele anemoon (Anemone ranunculoides) en de Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides). Er staan hier zo’n 2500 indrukwekkende lindebomen als uitgegroeide hakhoutstoven van inmiddels 25-30 meter hoog. De Winterlinde is de algemeenste soort. Bovendien staan er bijna alle boom- en struiksoorten die in dit bostype thuishoren, waaronder Haagbeuk, Ruwe berk, Gladde iep, Ruwe iep, Spaanse aak, Bosroos, Een- en tweestijlige meidoorn en Grootvruchtige meidoorn.

Atlas wilde bomen en struiken


In navolging op het rapport Atlas van het landschappelijk groen erfgoed is het 720 pagina's tellende boek Atlas wilde bomen en struiken verschenen, onder redactie van Bert Maes (Pictures Publishers 2021). Niet eerder is een boek over de wilde houtige gewassen van Nederland en Vlaanderen, in relatie tot de standplaatsen, in deze omvang verschenen. Het is het resultaat van meer dan dertig jaar onderzoek en veldinventarisatie. Dit nieuwe boek is het logische vervolg op het boek ‘Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen’ (3e druk 2013). Daarin wordt ingegaan op de soorten, hoe ze te herkennen zijn, waar ze globaal groeien en hun cultuurhistorie. Deze wilde bomen- en struikenatlas zoomt per provincie in op die landschapsgebieden en landschapselementen waar wilde bomen en struiken actueel voorkomen.  Deze nieuwe atlas is van bijzondere waarde voor iedereen die zich wil verdiepen in de oeroude geschiedenis van wilde bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen!

Inheems, wild of autochtoon en spontaan


Met inheems of indigeen wordt die boom- en struiksoort aangeduid die thuishoort in het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort. Een Zomereik (Quercus robur) is inheems in heel Europa, maar groeit in Ierland of Spanje onder totaal andere klimatologische omstandigheden dan een Zomereik in Hongarije of Nederland.

Met wild of autochtoon wordt die boom of struik bedoeld die zich sinds de vestiging na de ijstijd ter plekke natuurlijk heeft verjongd, of door mensen is geplant, gestekt of gezaaid met strikt lokaal (herkomst) autochtoon plantmateriaal. Ook de term oorspronkelijk inheems wordt hiervoor wel gebruikt. 

Verwarrend is dat in Nederland en Vlaanderen veel inheemse soorten worden aangevoerd vanuit andere floraregio's en klimaatzones, zoals de Balkan, de zogenaamde lagelonenlanden. Deze zijn dan wel inheems maar niet wild of autochtoon.

Wild wordt ook gemakkelijk verward met spontaan. Spontane uitzaai van flora duidt niet per definitie op de wilde oorsprong. Ook Amerikaanse eiken bijvoorbeeld zaaien spontaan uit. Bij spontane vestiging van inheemse flora is niet altijd zichtbaar dan wel na te gaan of het om wilde afstammelingen gaat. 

Bestel het boek (6de druk) en steun NL Bloeit!

www.plantenvanhier.nl
www.plantenvanhier.nl

Maak € 37,95 (per boek incl. verzendkosten) over op rekening NL93TRIO0338519149 van stichting NL Bloeit!

onder vermelding van 'Planten van hier' + adresgegevens in NL (straat / huisnummer & postcode / plaats).

Na ontvangst van de betaling wordt de bestelling via Post.nl verzonden.


De opbrengst komt ten goede aan de missie van NL Bloeit!