Voor flora, fauna en mensen
Gardeners' World magazine
2024
Het Britse BBC TV programma Gardeners World - vooral bekend van presentator Monty Don - kent ook al wat jaren een eigen tijdschrift. Het Gardeners' world magazine staat bomvol praktische verhalen en tips voor een kleurrijke tuin. Afgelopen jaar stond er al een mooi verhaal in over onze kwekerij Planten van hier en sinds maart 2021 verzorgen wij een vaste rubriek onder de titel "Inheemse held stelt zich voor". Hieronder de inheemse helden van 2024. Die van 2023 zijn hier te lezen, die van 2022 zijn hier te lezen en die van 2021 zijn hier te lezen.
Moerasspirea ~ Filipendula ulmaria
Ik, moerasspirea ben een overblijvende soort en behoor tot de Rozenfamilie (Rosaceae). Ik kan uitgroeien tot een forse (vertakte) plant met een hoogte van 60 tot 120 cm. Mijn vrij grote bladeren zijn mooi geveerd en aan de onderkant wit tot grijsachtig viltig behaard. Mijn stengels zijn recht en kantig, behaard en rood(bruin) aanlopend. Ik heb een sierlijke bloei met vele roomwitte bloemtuilen die zijn samengesteld uit talloze kleine bloempjes met veel meeldraden. Ze verspreiden een heerlijke, enigszins honingachtige geur die ook sterk aan amandel doet denken. Mijn bloemen bevatten alleen stuifmeel en de bloeitijd loopt van juni tot in september.
Mijn bloemen hebben geen nectar maar er komen diverse insectensoorten af op mijn geurende bloemen met witachtige stuifmeel: solitaire wilde bijen (groefbijen) en hommels, (zweef)vliegen, kevers en dag- en nachtvlinders. Ik ben een waardplant voor een aantal dag- en nachtvlindersoorten, waaronder de Nachtpauwoog (saturnia pavonia) en de Aardbeivlinder (pyrgus malvae). Er bestaan ook gekweekte variëteiten, waaronder een bontbladige vorm en een cultivar met gevulde bloemen. Deze variëteiten zijn veel minder geschikt voor de wilde bijen en vlinders.
In de volksgeneeskunde word ik al eeuwen gebruikt om verlichting te brengen bij spierpijn en reumatische pijnen. De gedroogde bloemen, bladeren en wortels van de plant worden medicinaal gebruikt. Ik kan als natuurlijke aspirine worden gebruikt bij verkoudheid, koorts, griep en hoofdpijn. De naam (van de kunstmatige) aspirine komt van spirea.
Verschillende delen van mij zijn eetbaar. Mijn jonge blad kan bijvoorbeeld in gemengde salades worden gebruikt of worden gestoofd. De smaak is komkommerachtig. Ook jonge scheuten kunnen in salades worden verwerkt of op dezelfde manier worden bereid als asperges. Mijn bloemen werden aan dranken toegevoegd om er meer aroma aan te geven. De smaak van mijn bloesem is te omschrijven als een kruising tussen vlierbloesem en amandel.
Ik ben een sierlijke plant en ben vooral geschikt voor tuinen met natte tot vochtige plekken of aan de rand van een aangelegde vijver of slootkant. Ik ben zonminnend, maar gedij ook redelijk goed in lichte schaduw. Ik heb wel wat ruimte nodig, want ik kan sterk vegetatief uitbreiden. Ik ben dan ook het beste te combineren met soortgelijke planten als grote kattenstaat, lange ereprijs, echte valeriaan, koninginnekruid, poelruit en grote wederik. Zie ook de pagina Moerasspirea.
Geelgroene vrouwenmantel ~Alchemilla xanthochlora
Veel tuinliefhebbers kennen vrouwenmantel (Alchemilla) maar al te goed. Een bekend beeld is namelijk de dauwdruppels op het blad. Dit zijn voor een deel inderdaad dauw- of regendruppels, maar ook sappen die door de plant worden uitgescheiden. Met name de fraaie vrouwenmantel (Alchemilla mollis) wordt sinds de tweede helft van de vorige eeuw veel toegepast vanwege het aanbod bij tuincentra. Ik, de Geelgroene vrouwenmantel, ben een inheemse wilde soort in Nederland en ben een overblijvende plant uit de rozenfamilie (Rosacaea). Ik groei bij voorkeur op redelijk zonnige plekken, op een vrij droge tot vochtige, voedselhoudende bodem die neutraal tot enigszins kalkhoudend is.
Mijn bloemstengels variëren van 25 tot 70 cm en mijn bloeiwijze bestaat uit vele kleine bloempjes die in een soort trosjes of pluimen bij elkaar staan en zoals de Nederlandse naam al aangeeft, zijn mijn bloempjes geelgroen van kleur. Ik heb een zeer lange bloeitijd, van mei tot oktober. Vandaar dat ik ook een zeer populaire tuinplant ben. Ik val ook op vanwege mijn kruipende houtige wortelstok die deels ook boven de grond zichtbaar is. Je kan mij na een paar jaar goed splitsen voor vermeerdering.
Mijn botanische naam alchemilla gaat terug naar het gebruik van de dauwdruppels in de bladkelk en op mijn blad door alchemisten en magiërs. Het woord alchemilla stamt af van het Arabische woord alkemelich of Al-kèmiyè wat alchemie betekent. De soortaanduiding xanthochlora verwiist naar de kleur geelgroen en is samengesteld uit de Griekse woorden xanthos = geel en chlora = groen.
Ik was in de oudheid al bekend als een medicinaal kruid, dat werd toegepast bij verschillende kwalen en letsels, o.a. bij inwendige en uitwendige verwondingen en bloedingen, breuken en bij maag- en darmstoornissen.
Mijn blad bevat verschillende mineralen (calcium, magnesium en fosfor) en vitamine C is eetbaar en kan worden verwerkt in een gemengde salade of worden bereid als spinazie. Gedroogd blad kan weer worden gebruikt voor een kruidenthee. Ik bevat verschillende mineralen (calcium, magnesium en fosfor) en vitamine C.
Ik ben een sierlijke plant en ben zeer geschikt voor tuinen, met name in borders en daar vooral als bodembedekker. Ik bloei langdurig met een sierlijke en luchtige bloeiwijze en ben ook geschikt voor in boeketten. In tuinen heb ik wel wat ruimte nodig, want ik kan vegetatief uitbreiden. Ik ben dan ook het beste te combineren met soortgelijke planten als Wilde marjolein, Gewone brunel, Kleine pimpernel en Zeepkruid. Zie ook de pagina Geelgroene vrouwenmantel.
Wilde kamperfolie ~ Lonicera periclymenum
Ik, wilde kamperfoelie, ben een overblijvende houtige struik uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). Het is een groot geslacht van meer dan 200 soorten die op het noordelijk halfrond voorkomen. Hiervan zijn twee soorten inheems in Nederland: de zeer zeldzame Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum) en ik, de algemeen voorkomende Wilde kamperfoelie. Ik ben een echte klimplant: ik klim als liaan wel tot 15 meter hoog in de takken van een boom, altijd rechtswindend.
Naast deze twee wilde soorten zijn er de laatste decennia’s veel lonicera cultivars gecreëerd, met allerlei exotische namen zoals heaven scent, serotina en honeybush. De naam lonicera is vernoemd naar Lonitzer, een natuurhistoricus (1528-1586) uit Duitsland.
Ik ben misschien wel de bekendste en meest geliefde klimplant, immers de hele tuin kan ’s avonds of na een regenbui heerlijk geuren van de bloemen. Mijn sterk geurende bloemen worden vooral 's avonds en 's nachts door nachtvlinders bezocht, zoals de Kamperfoelie-uil, Klein avondrood, Spaanse vlag (dagactieve nachtvlinder), Glasvleugelpijlstaart en de zeldzame Walstropijlstaart. De lange tong van de pijlstaartvlinders is zeer geschikt voor de dieperliggende nectar. Ook ben ik de belangrijkste waardplant van de Kleine ijsvogelvlinder (Limenitis camilla). Soms worden ook eitjes op de rode kamperfoelie afgezet.
Na mijn bloei krijg ik rode bessen en deze worden door vogels gegeten en via hun uitwerpselen worden mijn zaden verspreid.
Ik groei bij voorkeur op een licht zonnige plek en op de grond verlang ik schaduw, zodat de grond waar ik mijn wortels heb vochtiger blijft gedurende de zomermaanden. Van nature ben ik gebonden aan een droge, matig voedselrijke, kalkrijke en (licht) zure bodem. In het wild groei ik bij voorkeur in meer lichtrijke randen en heggen of op open plaatsen in het bos. In de tuin ben ik ook in een heg een mooie aanwinst. Mijn blad verschijnt al vroeg in het voorjaar en blijft tot laat in de herfst. Ik bloei van juni tot in september. Mijn witte tot geelachtige bloemen kunnen aan de buitenkant rood gekleurd zijn, vooral als mijn bloemen in het volle zonlicht groeien. Ik kan prima worden aangeplant als sier- en klimstruik en ben bijvoorbeeld goed te combineren met wilde rozen zoals de Egelantier, Hondsroos en Viltroos. Ik kan eenvoudig vermeerderd worden via (zomer)stek van jonge niet bloeiende takken. Zaaien kan ook, als de vruchten rijp zijn. Het zaad kan een lange tijd nodig hebben om te kiemen. Zie ook de pagina Wilde kamperfoelie.
Gulden sleutelbloem ~ Primula veris
Ik, Gulden sleutelbloem, maak deel uit van de sleutelbloemfamilie (Primulaceae) die ruim 500 soorten omvat. Ik ben een sierlijke meerjarige plant en blijf relatief klein: 15 tot 30 cm. In Nederland ben ik een vrij zeldzame soort en bekende wilde soortgenoten in Nederland zijn slanke sleutelbloem (Primula elatior) en stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris). De veredelde primula’s die in tuincentra te koop worden aangeboden in kleuren van roze tot paars, oranje en wit zijn meestal kweekvormen van de wilde stengelloze sleutelbloem. Ik groei van nature op zonnige plaatsen of in de halfschaduw en ik heb van nature een voorkeur voor kalkrijke, vochtige en humushoudende bodems. Groeiplaatsen zijn kalkgraslanden, bossen, struwelen en kapvlakten. Mijn botanische naam primula kan worden uitgelegd als een afgeleide van het Latijnse primus en primo vere, in de betekenis ‘het vroege voorjaar’ of ‘aan het begin van de lente’, omdat ik tot de vroegst bloeiende plantensoorten in het voorjaar behoor. De naam kan eveneens worden verklaard als een verkleinwoord van het Latijnse primus, wat eerste betekent, ook met dezelfde verwijzing naar de vroege bloei. Ook mijn soortaanduiding véris verwijst hierna: dit komt van ‘ver’, ofwel ‘lente’ en verwijst naar de bloeiperiode vroeg in de lente. Primula werd van oudsher beschouwd als een kruid dat het hele menselijk gestel stimuleert.
Ik ben een fantastische voorjaarsbloeier voor de siertuin. Ik bloei in de periode april-juni en de bestuiving geschiet door hommels en vlinders. Ik ben een waardplant voor de sleutelbloemvlinder. Uit mijn wortelstok groeit een wortelrozet van bladeren met een bloemstengel in het midden. Mijn bloemstengel draagt een veelbloemig scherm dat naar één zijde is gericht. Mijn bloemen ruiken lekker en mijn bloemkroon heeft een dooiergele kleur met vijf oranje vlekken bij de keel. Ik lijk wel wat op Slanke sleutelbloem maar bij haar ontbreken de oranje vlekken op de bloemkroon. Ik kan ook kruizen met de slanke sleutelbloem.
Mijn bruinzwarte zaden worden door de wind verspreid of door voorbijgangers die mijn bloemstelen beroeren. Mijn zaden zijn kortlevend, korten dan een jaar. Zaaien doe je voor de winter en laat mijn zaden buiten enigszins beschermd en licht vochtig staan en mijn zaden kiemen in het voorjaar. In een (bos)tuin ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met inheemse soorten als Grote muur, Kruipend zenegroen, Kleine pimpernel, Wilde akelei, Maarts viooltje, Bosaardbei en Bosanemoon.
Bieslook ~ Allium schoenoprasum
Sieruien (alliums) zijn er in diverse soorten en deze vaak kleurrijke cultivars worden veel verkocht voor in tuinen. In Nederland zijn ook diverse soorten alliums in het wild te vinden, waarvan bieslook en daslook (allium ursinum) de bekendste zijn. Ik, Bieslook, ben een meerjarige plant uit de Narcisfamilie (amaryllidaceae), voorheen ook apart onderscheiden als plant uit de Lookfamilie (alliaceae). Wereldwijd bestaat de narcisfamilie uit bijna 700 botanische (wilde) soorten. In Nederland ben ik oorspronkelijk vrij zeldzaam, maar door cultivering als sierplant (sierui) overal verwilderd en ingeburgerd. Wilde soortgenoten in Nederland zijn kraailook (allium vineale) en het zeldzame slangenlook (allium scorodoprasum).
Het aantal alliumcultivars is groot en in tuinen en parken wereldwijd toegepast. Vooral de hoge en zeer grootbloemige sieruien op stevige stelen zijn populair, net als de intense bloemkleuren. Sieruien zijn ook geschikt om als snijbloem te gebruiken.
Ik ben een bolgewas, wat betekent dat ik een ruststadium heb, in de vorm van een bol (ui) met een wortelstelsel. Mijn bol is eigenlijk een verkorte stengel met daaraan de bladeren die glanzend en heldergroen van kleur zijn. Ik word zo’n 20-40 cm hoog en mijn bladeren zijn spriet- of priemvormig, rond en hol. Daardoor lijkt een niet bloeiende plant wel wat op een graspol.
Mijn bloeiwijze bestaat uit een rolronde rechtopstaande steel met daarop de zestallige kleurrijke bloemen, die samen een soort bolvormig scherm vormen. Ik kan in de wintermaanden erg nat staan en in de zomer juist vrij droog.
In de moestuin ben ik ook op mijn plek: mijn bladeren kun je gebruiken om gerechten te voorzien van de smaak van ui en ook mijn bloem is eetbaar.
Ook ben ik een aantrekkelijke bijenplant vanwege mijn nectar en stuifmeel levert. Ik word bezocht en bestoven door zandbijen, maskerbijen, diverse soorten hommels, maar ook door (zweef)vliegen, kevers en dag- en nachtvlinders. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Veldsalie, Geelgroene vrouwenmantel, Hemelsleutel, Prachtanjer en Wilde akelei. Zie ook de pagina Bieslook.
Kattendoorn ~ Onosis spinosa subp. spinosa
De rijkbloeiende Kattendoorn is met haar prachtige bloemen een gemakkelijke en bijzondere plant voor de siertuin. Ook ben ik een aantrekkelijke bijenplant vanwege mijn nectar en stuifmeel levert. Ik word bezocht en bestoven door diverse soorten hommels, maar ook door (zweef)vliegen, kevers en dag- en nachtvlinders.
Ik, Kattendoorn, ben een laagblijvend meerjarig struikgewas en kom uit de Vlinderbloemenfamilie(Fabaceae). Kattendoorn en Kruipend stalkruid (Ononis spinosa subsp. procurrens) zijn beiden ondersoorten van Kattendoorn (Ononis spinosa) en lijken erg op elkaar. Kruipend stalkruid onderscheidt zich door haar rondom behaarde, ongedoornde of zwak gedoornde, vaak liggende en wortelende takken en doordat de bladen dicht bezet zijn met klierharen. Ononis is afgeleid van het Griekse onos (ezel), omdat de plant door ezels gegeten wordt. Repens betekent kruipend en spinosa betekent met dorens.
Mijn takken zijn gedoornd en hebben kleine bladeren. In de zomer verschijnen mijn mooie roze tot rozerode bloemen. Ik heb ook de typische bloem van een vlinderbloemige en mijn bloemen worden vanwege het stuifmeel graag bezocht door hommels en grotere bijen. Deze insecten nemen ook pollen mee - via een ingenieus pompmechanisme uit de rijpe helmhokken wordt geperst - en bij een bezoek aan een volgende bloem deze pollen weer afwrijven tegen de stempels. Na deze bevruchting ontwikkelt de peulvrucht zich tot een lengte van 6-10 mm.
Ik groei in licht vochtige tot droge, matig voedselrijke graslanden op vaak kalkrijke bodem. Daar groei ik van nature tussen onder andere wilde marjolein, knoopkruid en beemdkroon. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Veldsalie, Duifkruid, Geelgroene vrouwenmantel, Hemelsleutel, Beemdooievaarsbek, Wilde marjolein, Gewone margriet en Knoopkruid. Zie ook de pagina Kattendoorn.
Echte gamander ~ Teucrium chamaedrys
Ik, Echte gamander, ben een laagblijvende vaste plant en ben een echte thermofiele of warmteminnende inheemse wilde plant. Ik word ook wel gezien als een half heesterachtige plant en heb een kruipende wortelstok met lange, gele uitlopers. Dit past bij mijn natuurlijke standplaats: zonnige, warme en stenige hellingen met kalkrijke bodem. In Nederland groei ik van nature met name op hellingen in Zuid-Limburg, echter ik ben zeer zeldzaam en hierdoor een beschermde soort (wet natuurbescherming, art. 3.10). In België ben ik talrijker, met name in Wallonie in de kalkrijke regio van het Maasdistrict. Op sommige plaatsen is het daar een weelde van kalkminnende soorten, met name ook ik, echte gamander.
Ik hoor tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae) en mijn prachtige bloemen worden bezocht en bestoven door diverse soorten wilde bijen, zoals Akkerhommel, Veldhommel, Grashommel, Grote wolbij en Andoornbij, maar ook door (zweef)vliegen, kevers en dag- en nachtvlinders. Insecten vinden mij vooral aantrekkelijk vanwege mijn nectar en stuifmeel. Mijn nectar heeft namelijk een hoog suikergehalte - zo’n 60% - en bevat evenveel fructose als glucose. Nectar wordt in de bloem uitgescheiden door honingklieren en bevat glucose, fructose en sacharose.
Ik ben een rijkbloeiende plant en met mijn prachtige bloemen een gemakkelijke en bijzondere plant voor de siertuin. Ik groei in droge, matig voedselrijke en vaak kalkrijke bodem. Daar groei ik van nature tussen onder andere Duifkruid, Grote tijm, Kruisdistel, Wilde marjolein, Knoopkruid en Beemdkroon. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Wildemanskruid, Duifkruid, Grote tijm, Steenanjer en Engels gras. Ik ben ook een populaire plant in rotstuintjes.
Ik bloei van juni tot en met september/oktober, afhankelijk van de standplaats. Mijn bloemkroon is purper en heel zelden wit. Mijn bladeren lijken een beetje op miniatuur eikenblaadjes en zijn licht glanzend en leertachtig. Bij het licht kneuzen van mijn bladeren ruik je een aromatische geur vanwege de aanwezigheid van klieren met etherische oliën. Zie ook de pagina Echte gamander.
Grote kattenstaart ~ Lythrum salicaria
Ik, Grote kattenstaart, ben een schitterende en kleurrijke plant. Mijn aarvormige bloeiwijze en hoge pijlen van purperrode bloempjes, die een hoogte van 60 tot 120 cm bereiken, bloeien rijkelijk van juni tot in september. Kwekers hebben in de afgelopen decennia diverse varianten (cultivars) gekweekt, voor met name tuinliefhebbers. Deze cultivars worden aangeboden met namen als blush, rose queen, stichflamme en zigeunerblut. Ik – de inheemse wilde soort - ben een meerjarige, algemeen voorkomende plant en ik groei van nature in nattere ruigten zoals blauwgraslanden en in droogvallende poelen, greppels en sloten. Ik groei bij voorkeur op matig tot zeer voedselrijke bodems en op zonnige tot half beschaduwde plaatsen. Op zware klei gedij ik minder goed. Op zonnige standplaatsen bloei ik uitbundiger dan op licht beschaduwde plaatsen. Op voedselrijke grond kan ik ook prima in tuinen groeien. In de herfst sterf de ik bovengronds af, maar de wortel en een verhoutend ondergronds deel van de stengel zorgen voor een opslag van voedsel- en energievoorraad.
Ik maak deel uit van de Kattenstaartfamilie (Lythraceae) en ben een fantastische insectenplant. Mijn bloemen bevatten nectar en stuifmeel en worden graag bezocht door wilde bijen (o.a. hommels, kattenstaartbij, grote bladsnijder, tuinbladsnijder en de grote wolbij) en vlinders, waaronder luzernevlinder, citroenvlinder, klein geaderd witje en boomblauwtje. Er zijn veel specifieke insecten gekoppeld aan mijn aanwezigheid, waaronder gestreepte en gouden kattenstaarthaantje, kattenstaartgalmug, kattenstaartaardvlo en kattenstaartsierblindwants.
Ik leef zo’n leeft zo'n 3 tot 5 jaar, ik zaai me gemakkelijk uit. Mogelijke wildgroei is vrij gemakkelijk onder controle te houden. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Koninginnekruid, Grote pimpernel, Echte valeriaan, Moerasspirea, Moerasandoorn, Gewone engelwortel, Knoopkruid, Wilde bertram, Wilde cichorei, Grote kaardenbol en Blauwe knoop. Zie ook de pagina Grote kattenstaart.
Hop ~ Lythrum salicaria
Ik, Hop, ben een zeer snelgroeiende, inheemse plant. Ik ben familie van hennep en ik werd vroeger al bij de Grieken en Romeinen gebruikt om de slaapverwekkende/bedwelmende werking. Mijn natuurlijke areaal is niet met zekerheid bekend, omdat de soort al zeer lang in cultuur is.
In het voorjaar groeien uit mijn wortelstok ruwe stengels en die draaien met de klok mee en hechten zich met ankervormige ranken aan struiken en afrasteringen. Dit winden heeft een duidelijk doel, namelijk het ondersteunen van mijn zwakke stengels die anders niet rechtop kunnen staan. Hierdoor worden mijn bladeren beter blootgesteld aan zonlicht. Ik kan per dag wel 10 centimeter groeien en uiteindelijk in een paar maanden uitgroeien tot een lengte van zo’n 5 tot 10 meter. De groenblijvende stengels zijn knobbelig ruw, net als de bladeren trouwens.
Ik ben een meerjarige en tweehuizige plant en zodoende zijn er aparte planten met mannelijke en aparte planten met vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen vormen in juli en augustus eivormige, geelgroene hopbellen van 2 tot 4 centimeter lang, met over elkaar heen vallende schubben. De mannelijke bloemen staan afzonderlijk in pluimen en sterven na de bloei af.
Het zijn de vrouwelijke hopbellen die medicinaal en bijvoorbeeld voor de bereiding van bier gebruikt worden. Om die reden word ik verbouwd: te herkennen aan de typische tot 4 meter hoge constructies met draden waarlangs ik dan omhoog kan groeien.
De stof die de bittere smaak geeft aan bier is lupuline. De hopbellen worden in augustus/september geoogst en gedroogd. De lupuline die tevens een conserverende werking heeft, blijft dan over. Tegenwoordig worden er allerlei variëteiten van mij aangeboden op de markt, zowel voor particulieren als voor bierbrouwers. Bitterhop is hiervan de bekendste en er zijn ook allerlei soorten aromahop en dubbeldoelhop te verkrijgen. Deze laatste groep biedt zowel het bittere als de aroma’s. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met struiken als een- en tweestijlijge meidoorn en gewone vlier.
Viltroos ~ Rosa tomentosa
Ik, Viltroos ben een forse, grote rozenstruik met veel gebogen takken, met tamelijk slanke en lichtgebogen stekels en opvallend grijsgroen gekleurde bladeren. Ik ben een zeldzame inheemse rozensoort en mijn naam dank ik aan de onderkant van het blad, dat dicht bezet is met zachte viltige haren. Deze viltachtig beklierde bladeren voelen ook viltachtig aan.
Ik maak deel uit van de Rozenfamilie (Rosaceae) en kan gemakkelijk 3 tot 4 meter hoog worden. Mijn zacht geurende bloemen zijn 3-5 cm breed, variërend van helder wit tot helder roze en worden bezocht door diverse insectensoorten, met name hommels zoals de aardhommel, akkerhommel, steenhommel en weidehommel. Ik bloei hoofdzakelijk in juni en na bestuiving van mijn prachtige bloemen ontstaan er dieprode bottels die kogelvorming en tamelijk smal zijn en ook opvallend vol met klierhaartjes en stekeltjes zitten. Mijn bloemen en bottels hebben relatief lange stelen.
Van nature groei ik in bosranden, houtwallen, (duin)struwelen, heggen en kalkgraslanden, waar de grond niet te arm en vaak kalk- en leemhoudend is. In Nederland is dat met name op plaatsen in Drenthe, Gelderland, Zeeland, Zuid-Limburg en langs de grote rivieren.
Ik ben een aantrekkelijke soort om toe te passen in tuinen waar wat ruimte is voor struiken cq. struweel. Hier ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met struiken als Een- en Tweestijlige meidoorn, Gele kornoelje, Wegedoorn, Wilde appel, Gelderse roos en Zuurbes. Ik ben gemakkelijk te snoeien, maar bedenk wel dat ik bloei op oud hout: wilde rozen snoei je om de struik te verjongen of omdat takken overgroeien. Hou ook rekening met voldoende (zon)licht voor mij. Je kan mij vermeerderen via (zomer)stek van jonge niet bloeiende takken. Vanuit zaad - als de vruchten rijp zijn - kan ook, maar is minder succesvol. Zie ook de pagina Viltroos.
Zwarte toorts ~ Verbasum nigrum
Ik, Zwarte toorts, ben een overblijvende plant uit de Helmkruidfamilie (Scrophulariaceae) en ik kan 60 tot 150 cm hoog worden. Ik hou van zonnige, open tot grazige plaatsen op droge, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Ik kan strenge droogte goed doorstaan. Ik ben echt een prachtig bloeiende plant voor in de tuin. Uit mijn rozet van fris groen blad verheft zich een hoge bloemstengel, meestal met een aantal vertakkingen en elke vertakking is dicht bezet met een toorts van intens gele bloemen met een purperen hart. Soms zijn mijn bloemen wit gekleurd, een natuurlijke variatie of mutatie.
Vanwege de hoge stengel die zich bovenin vertakt, krijg ik een uitstraling van een meerarmige kandelaar met kaarsen. Kwekers hebben vanwege mijn aantrekkelijkheid diverse varianten gekweekt met prachtig gekleurde bloemen en prachtige namen zoals cotswold queen, clementine, dark eyes, plum smokey en poyal Highland.
Mijn bloemen zijn zo'n 2 cm groot en ik kan weken achtereen in bloei blijven. Mijn bloeiperiode begint meestal in juni en eindigt in augustus of september. In een gevarieerde bloemenborder of in een bloemenweide ben ik een krachtig verticaal groeiende plant en hiermee een echte blikvanger. Zeker als ik in een groepje sta, aangezien mijn bloemstengels ook een verschillende hoogte hebben.
Mijn bloemen bevatten nectar en stuifmeel en zijn dan ook zeer aantrekkelijk voor wilde bijen en zweefvliegen. Ze worden bestoven door bijen (o.a. groefbijen, maskerbijen en diverse soorten hommels), zweefvliegen en vlinders.
De vele – vaak honderden – bloemen brengen elk veel zaden voort. Het is dan ook aan te raden mijn uitgebloeide bloemstengels af te knippen, zodat al die zaden niet direct in de border verspreiden om te voorkomen dat je al te veel ‘ongewenste’ zaailingen krijgt. Je kan mijn uitgebloeide bloemstengels met de zaaddozen laten afrijpen (drogen) om zo toch zaden te kunnen gebruiken voor het vermeerderen. De zaden kiemen gemakkelijk, maar soms wel wat wisselvallig.
In tuinen ben ik – zowel in borders als in kruidenrijk grasland - bijvoorbeeld goed te combineren met Beemdooievaarsbek, Duifkruid, Muskuskaasjeskruid, Gewone margriet, Beemdkroon, Avondkoekoeksbloem en Knoopkruid. Zie ook de pagina Zwarte toorts.
Bont kroonkruid ~ Securigera varia
Ik, Bont kroonkruid, ben een overblijvende plant uit de vlinderbloemenfamilie (fabaceae), een zeer uitgebreide familie waartoe ook voedselgewassen, zoals bonen en erwten behoren. In Nederland en België ben ik een vrij zeldzame soort. Ik kan 30-120 cm hoog worden en heb zowel liggende als klimmende geribde stengels die vertakt zijn en ruim een meter lang kunnen worden. Mijn groeivorm....
#nlbloeit #biodiversiteit #plantenvanhier #oogopdenatuur #newdutchwave
Maak € 37,95 (per boek incl. verzendkosten) over op rekening NL93TRIO0338519149 van stichting NL Bloeit!
onder vermelding van 'Planten van hier' + adresgegevens in NL (straat / huisnummer & postcode / plaats).
Na ontvangst van de betaling wordt de bestelling via Post.nl verzonden.
De opbrengst komt ten goede aan de missie van NL Bloeit!