Planten van hier

Voor flora, fauna en mensen

Bosrank

(Clematis vitalba)

Bosrank, ook wel bosclematis genoemd, is de meest forse van de liaansoorten die in Nederland voorkomt en is een overblijvende houtige struik uit de Ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die 2 tot 10 meter hoog kan worden. Bosrank kan meer dan honderd jaar oud worden. Uit de steel ontwikkelen zich naast de bladeren ook ongebladerde draadvormige structuren die vergelijkbaar zijn met die van een druivenplant en waarmee de plant zich rond andere planten of voorwerpen kan winden. Ze heeft een groeisnelheid van wel 7 tot 10 meter in een jaar en de stengels kunnen makkelijk polsdik worden. Deze lianen hebben een strobruine kleur en zien er vezelig geribd uit.

Ze hecht zich niet (zoals klimop) maar slingert zich door en over takken en stammen van struiken en bomen. De Nederlandse naam hoeft dan ook eigenlijk geen betoog: ze groeit onder meer in bosranden en rankt zich in struiken en bomen. De Engelse benaming van old mans beard is vanwege de zilvergrijze vruchtpluizen en de benaming travellers joy verwijst naar de uitbundige bloei en de prachtige vruchtpluizen die vreugde schenken aan de passende reiziger. Van juni tot augustus verschijnen de witte, licht naar amandel ruikende bloemen, gevolgd door zilvergrijs vruchtpluis.

De Bosrank kent een overvloeidige bloei met roomwitte bloesems die veel wilde bijen trekken. Ze groeit bij voorkeur op wat voedselarmere, vochthoudende en kalkrijkere bodem en houdt van een lichte plek. Bosrank vraagt wel ruimte en als ze teveel gaat overwoekeren dan kan simpel worden ingegrepen door takken te snoeien. De klimmer is licht giftig (in de melksap zit protoanemonine).

De plant is bijvoorbeeld goed te combineren inheemse struiken als Rode kornoelje, Meidoorn en Sleedoorn en met Wilde kamperfoelie en met wilde rozen, zoals de Hondsroos en de Viltroos.

Nederlandse naam: Bosrank

Wetenschappelijke naam: Clematis vitalba

Familie: ranonkel

Herkomst: oorspronkelijk inheems

Status: niet bedreigd

Zeldzaamheid: algemeen

Bloeiperiode: juni tot augustus

Bestuiving: wilde bijen, (zweef)vliegen, vlinders en kevers

Kleur: wit, groen

Hoogte: 2 tot 10 meter, soms wel tot 30 meter bij hele oude exemplaren

Licht: bij voorkeur licht, maar kan lichte schaduw verdragen

Voedsel: bodem bij voorkeur matig voedselrijk