Gardeners' World magazine - Inheemse helden 2022

Gardeners' World magazine

2022

Het Britse BBC TV programma Gardeners World - vooral bekend van presentator Monty Don - kent ook al wat jaren een eigen tijdschrift. Het Gardeners' world magazine staat bomvol praktische verhalen en tips voor een kleurrijke tuin. Afgelopen jaar stond er al een mooi verhaal in over onze kwekerij Planten van hier en sinds maart 2021 verzorgen wij een vaste rubriek onder de titel "Inheemse held stelt zich voor".  Hieronder de inheemse helden van 2022. Die van 2021 zijn hier te lezen.

Grote tijm ~ Thymus pulegioides

Veel mensen kennen tijm als mediterraans keukenkruid. Maar ook in Nederland groeien in het wild verschillende tijmsoorten, waaronder Kleine en Grote tijm. Deze staan op de Rode Lijst van planten als zeldzaam. Het zijn aantrekkelijke en sterk aromatische planten en in de klassieke oudheid was tijm al een geliefd keukenkruid. Tijm is ook al duizenden jaren een belangrijk medicinaal kruid. Het werd al in de oudheid toegepast als desinfecterend/antibacterieel en slijmoplossend middel en tegen hoest, als zenuwversterkend middel, bij hoofdpijn, depressies, reumatische pijnen en kiespijn. Voornaamste toepassingen zijn hoestdrank en kruidenthee en bestanddelen van tijm worden ook gebruikt bij de bereiding van allerlei producten, zoals zeep, deodorant, parfum, drop, tandpasta, massageolie en badolie.

Tijm is de letterlijke vertaling van ‘thymus’. Thymus stamt waarschijnlijk af van het Griekse woord voor ontsmetten en er wordt ook wel beweerd dat het afkomstig is van het Griekse woord thumos, dat kracht of moed betekent. Veel tradities grijpen terug op deze eigenschap, Romeinse soldaten baadden bijvoorbeeld in tijm om er krachtiger van te worden.

Ik, Grote tijm, ben een overblijvende plant uit de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae) en ben een laagblijvende, altijd groene soort met een hoogte tussen 5 tot 30 cm. Mijn bloeistengels zijn opgaand en mijn fijne blaadjes zijn langwerpig en ruiken sterk aromatisch door de aanwezige etherische olie (thymol). Mijn bloempjes groeien in bolvormige hoofdjes en zijn purperroze gekleurd. De bloeitijd loopt van juni tot in de herfst. Mijn bloempjes bevatten nectar en stuifmeel en worden graag bezocht door allerlei soorten wilde bijen, waaronder behangersbijen en wespbijen en diverse soorten hommels, (zweef)vliegen, kevers en ook dagvlinders, waaronder de keizersmantel, zilveren maan, dagpauwoog, vuurvlinder, kleine vos en tijmblauwtje.

Ik ben een echt zonminnende plant die groeit op droge, open, neutrale en vaak kalkrijke grond die stikstof- en ook voedselarm is. Ik ben zodenvormend en vermeerder vooral vegetatief door op stengelknopen te wortelen. Ik ben dan ook geschikt als bodembedekker en goed toe te passen in geveltuinen. De verspreiding van mijn fijne zaden gebeurt vooral door de wind, maar ook door mieren. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Steenanjer, Geel walstro, Grasklokje, Veldsalie, Engels gras, Prachtanjer, Ruige weegbree, Wilde marjolein en Bevertjes. Zie ook de pagina Grote tijm.

Gevlekt longkruid ~ Pulmonaria officinalis

Ik, gevlekt longkruid, ben een aantrekkelijke en langdurig bloeiende plant voor schaduwrijke plekken. Ik ben een vaste plant met een hoogte van 10 tot 30 cm en behoor tot de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). Mijn bladeren zijn donkergroen met (zilver)witte vlekken en zijn evenals mijn stengel behaard. Mijn botanische naam Pulmonaria stamt van het Latijnse woord pulmo, wat long betekent. Het verwijst naar het historische gebruik bij de genezing van onder andere longkwalen. De soortaanduiding officinalis is afkomstig van het Latijnse woord officinale in de betekenis van geneeskrachtig of als verwijzing naar een werkplaats, in het bijzonder de apothekerswerkplaats. Mijn Nederlandse naam longkruid verwijst ook naar de specifieke medicinale toepassing. 

Ik groei bij voorkeur in de halfschaduw op vochthoudende bodems die lemig, voedzaam en humeus zijn. Op een vochtige bodem kan ik ook zonniger staan. In Zuid-Limburg kom ik voor in vochtige loofbossen en holle wegen en onder heggen. Elders in Nederland ben ik verwilderd, met name op buitenplaatsen waar ik tot de zogenaamde stinsenflora behoor. Andere plantensoorten die je in mijn natuurlijke habitat kunt tegenkomen zijn onder andere Daslook, Slanke sleutelbloem, Grote muur, Maarts viooltje, Glad walstro en Bosanemoon.

Ik ben ook een fantastische tuinplant vanwege de vroege bloei van maart tot en met mei en vooral ook vanwege de prachtige verkleuring van mijn bloemen. Mijn trompetvormige bloemen zijn eerst rozerood, maar verkleuren naar paarsblauw.

Ik ben ook een veel gekweekte plant, vooral in verschillende kleurvariëteiten, bijvoorbeeld met rode, witte en zelfs diep purperen bloemen. Wanneer mijn bloei voorbij is verschaft mijn gevlekt blad nog een prachtige bodembedekking. 

Voor insecten ben ik een belangrijke plant, aangezien mijn bloeitijd is afgestemd op het verschijnen van de eerste wilde bijen. Met name voor vroeg vliegende wilde bijen, zoals gewone sachembij en tweekleurige zandbij en diverse soorten hommels ben ik een belangrijke voorjaarsbron van nectar en stuifmeel.

Onder aan mijn zaden (nootjes) zitten vlezige aanhangsels, zogeheten mierenbroodjes. Mieren worden hierdoor gelokt. Ze verslepen mijn zaden en dragen zo bij aan de verspreiding van mij. Daarnaast breid ik me ook uit via horizontale wortelstok. Ik ben dan ook door middel van scheuren goed te vermeerderen, bij voorkeur in oktober. Zie ook de pagina Gevlekt longkruid.

Maarts viooltje ~ Viola odorata

Mensen zijn dol op violen en er worden tegenwoordig allerlei kleurvariaties gekweekt en aangeboden. Ik, het inheemse wilde Maarts viooltje ben een overblijvende plantensoort en ben de allereerste onder de viooltjes die in het vroege voorjaar gaat bloeien. Mijn prachtige violetkleurige bloemen geuren fantastisch en ik word derhalve ook wel welriekend viooltje genoemd (odorata betekent welriekend). Vroeger werd ik al als sierplant in tuinen aangeplant en traditioneel gebruikt voor reukwaters en siropen. Voor de parfumindustrie werd ik op grote schaal gekweekt. Mijn bloemen en bladeren zijn ook eetbaar, niet alleen om bijvoorbeeld een salade van kleur te verrijken, maar juist ook om de smaak nog lekkerder te maken. 

Ik ben een laagblijvende plant die zo'n 15 cm hoog kan worden. Ik hou van matig vochtige en schaduwrijkere standplaatsen, alhoewel ik wel wat zon op prijs stel, ofwel vroeg, ofwel laat op de dag. Van nature groei ik op losse, luchtige, lemige of zandige, humeuze en voedselrijke bodems. Qua zuurgraad kan ik heel wat variatie aan, maar vooral op kalkhoudende gronden kan ik rijkelijk voorkomen.

Ik bloei van maart tot mei en mijn bloem heeft vijf kroonblaadjes, waarvan het onderste een spoor draagt, waarin nectar wordt gevormd. Mijn bloemen hebben zeer veel nectar, maar omdat ze zo vroeg in het jaar opengaan, wanneer het nog koud is en er doorgaans weinig tot geen wilde bijen en vlinders vliegen, worden ze vrijwel nooit bestoven. Eerder zal er zaad gevormd worden in het najaar door de secundaire - zogenaamde 'cleistogame' - bloemen die tussen de bladeren verschijnen en zelfbestuivend zijn. Er verschijnen dan bolvormige, behaarde doosvruchtjes waarin kleine, harde, ronde zaadjes zitten.

In de regel vermeerder ik me voornamelijk door stengeluitlopers waarmee ik flink kan uitbreiden. De uitlopers ontstaan na mijn bloeitijd en zullen pas het volgende jaar bloemen dragen. Voor verdere verspreiding kun je mij het beste na de bloei scheuren.

In tuinen ben ik goed toepasbaar als lage, vaak groenblijvende bodembedekker, maar ik kan niet op tegen woekerende buurplanten. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met inheemse soorten als Lievevrouwebedstro, Gevlekt longkruid, Bosaardbei, Bosanemoon, Slanke sleutelbloem en Wilde akelei. Zie ook de pagina Maarts viooltje.

Daslook ~ Allium ursinum

Sieruien (Alliums) zijn er in diverse soorten en deze vaak kleurrijke cultivars worden veel verkocht voor in tuinen. In Nederland zijn ook diverse soorten Alliums in het wild te vinden, waarvan Bieslook en Daslook de bekendste zijn. Ik, Daslook, ben een overblijvende plant uit de Narcisfamilie (Amaryllidaceae) en in Nederland wettelijk beschermd. Ik word zo’n 20-40 cm hoog en mijn blad is lancetvormig en aan de bovenkant glanzend. Mijn bloemen staan in losse bolvormige schermen en zijn prachtig zuiver wit. Ze geuren naar uien en knoflook, evenals het blad wanneer het wordt gekneusd. Ik bloei hoofdzakelijk van april tot en met begin juni en ben een aantrekkelijke bijenplant die zowel nectar als stuifmeel levert. Ook word ik bezocht en bestoven door (zweef)vliegen, kevers en dag- en nachtvlinders.

Ik kan, net als bijvoorbeeld Lievevrouwebedstro, hele tapijten vormen die tijdens de bloei een uitbundig voorjaarsaspect geven. Ik heb een duidelijke voorkeur voor vochthoudende, voedsel- en humusrijke kalkhoudende bodems. In het wild groei ik met name hellingbossen, holle wegen, onder heggen en in struwelen. 

Van oudsher werd ik al door de Kelten en de Romeinen gewaardeerd en aangewend als geneeskrachtige plant. Onder andere tegen verkoudheid, griep en keelpijn. Zowel de bovengrondse als de ondergrondse delen van mij zijn eetbaar. Mijn (jonge) blad, geoogst voor de bloei, smaakt heerlijk op brood en kaas. Je kunt er ook een prima pesto van maken of het blad verwerken in salades, soepen, boter, kwark en kaas. Ik word nog wel eens verward met o.a. het giftige Lelietje-van-dalen, maar er zijn duidelijke verschillen: het meest duidelijk zijn de verschillende bloeiwijzen en mijn knoflookgeur, die het Lelietje niet heeft. Ik ben een aantrekkelijke laagblijvende plantensoort voor de tuin, bijvoorbeeld onder loofbomen en onder struiken en heggen die (lichte) schaduw bieden en waar de grond niet te droog wordt. Ik ben bodembedekkend en ken een rijke bloei en kan sterk uitbreiden - ik kan zelfs zevenblad verdringen - maar overtollige planten kunnen in het voorjaar prima worden geoogst. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met inheemse soorten als Gele dovenetel, Lievevrouwebedstro, Gevlekt longkruid, Bosandoorn, Bosanemoon, Slanke sleutelbloem, Gewoon speenkruid en Wilde akelei. Zie ook de pagina Daslook.

Gewone smeerwortel ~ Symphytum officinale

Smeerwortel is een bekende plant bij tuinierders en in tuincentra vind je vooral blauwe smeerwortel en diverse gecultiveerde soorten van kruipende smeerwortel. Ik, gewone smeerwortel, ben een inheemse wilde plant uit de Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae) en houd van een licht vochtige standplaats, in de volle zon of in lichte schaduw. Ik groei op verschillende grondsoorten, behalve op zure bodem. 

Mijn botanische naam luidt symphytum en stamt af van het Griekse ‘sumphuo’ wat samengroeien of vergroeien betekent. Het verwijst naar het medicinale gebruik bij onder andere botbreuken. De soortaanduiding officinale betekent geneeskrachtig. Deze benaming werd aan plantensoorten gegeven die al vanaf de oudheid als geneeskrachtig worden beschouwd. Al bij de Grieken en de Romeinen werd de plant vermeld en geroemd vanwege haar kracht om wonden, (gewrichts)ontstekingen en breuken te genezen.

Mijn Nederlandse naam heb ik te danken aan de taaie, slijmerige en gomachtige substantie die mijn wortelstok - die wel een meter lang kan worden -bevat. De lange wortels kunnen compacte, verdichte grond losmaken en goed mineralen (o.a. stikstof, fosfor en kalium) uit de diepte ophalen. Deze mineralen stel ik via mijn (afstervende) bladeren ter beschikking van de bodem en zo wordt de bovenste laag van de bodem constant verrijkt met voedingsstoffen.

Voor tuinen ben ik een forse, rijkbloeiende plant en ik kan gaan woekeren. Mijn bloemen zijn klokvormig, staan dicht op elkaar in hangende trossen en kunnen paars-violet, roze of wit van kleur zijn. Ik bloei langdurig, van mei tot en met september. Mijn bloemen bevatten nectar en stuifmeel waar met name hommels op afkomen. Mijn nectar zit diep in de bloem en insecten met een relatief lange tong hebben hier een voordeel, maar je ziet ook vaak hommels met korte tong (metsel- en sachembijen) gaatjes bijten in de bloembuis om de nectar gemakkelijker te kunnen bereiken. Bruine vlekjes op mijn bloemen zijn een aanwijzing van deze gaatjes.

Mijn tamelijk forse bladeren zijn lancetvormig, ruw behaard en aan de onderkant geaderd en als je mijn blad kneust komt er een komkommerachtige geur vrij. Vroeger werden de jonge stengels als asperge bereid en gegeten. Vanwege de vele mineralen (o.a. stikstof en kalium) worden mijn bladeren ook gebruikt voor bemesting: ze kunnen als mulch rondom planten worden aangebracht of worden toegevoegd aan de composthoop. Ze worden ook verwerkt tot gier om (in verdunde vorm) als vloeibare bemesting te worden toegepast. In tuinen ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met Dagkoekoeksbloem, Koninginnekruid, Grote wederik, Grote kattenstaart en Moerasspirea. Zie ook de pagina Gewone smeerwortel.

Gewone margriet ~ Leucanthemum vulgare

Ik, Margriet, beter bekend als Gewone margriet, ben een bekende wilde plantensoort en maak deel uit van de composietenfamilie (asteraceae). Ik ben een overblijvende plant en wordt 30 tot 60 centimeter hoog. Uit paleontologisch onderzoek is gebleken dat ik al sinds de Bronstijd in deze omgeving aanwezig ben. In Nederland kom ik nog vrij algemeen voor, met uitzondering van het noordoosten. Mijn bloemen zijn wit met een geel hart en ik bloei van medio mei tot en met augustus, soms met een uitloop tot in september. In het openbaar groen (o.a. wegbermen) ben ik een aantrekkelijke en beeldbepalende soort. 

Zoals bij veel soorten van de composietenfamilie zorgen de randbloemen ervoor dat de bloeiwijze voor insecten goed zichtbaar is. Voor een mensenoog is de kroon van de lintbloemen wit. Voor bijen hebben de lintbloemen echter de kleur ‘bijenblauwgroen’. Hierdoor vormen ze een kleurcontrast met de gele buisbloemen in het midden. De kroon van mijn buisbloemen is kort en daardoor is de nectar ook voor insectensoorten met een korte tong gemakkelijk toegankelijk. Veel insecten verzamelen dan ook nectar en (oranje) stuifmeel van mijn bloemen, waar onder wilde (solitaire) bijen (groefbijen, maskerbijen en grasbijen en hommels), kevers, (zweef)vliegen en ook diverse vlinders. Ik ben een gemakkelijke en rijkbloeiende plant voor in de tuin. Ik gedij op enigszins droge tot zelf wat vochtige bodems die vrij open moeten zijn, aangezien ik erg van zon hou. De bodem mag niet te voedselrijk zijn. In de tuin ben ik bijvoorbeeld goed te combineren met veldsalie, knoopkruid, gele kamille, lange ereprijs, beemdkroon, wilde cichorei, dagkoekoeksbloem en avondkoekoeksbloem. Ik ben ook een prima snijbloem voor in boeketten, want ik blijf lang goed op de vaas. Er zijn ook gekweekte vormen met grotere bloemen en kleurvariëteiten. Je vindt deze grootbloemige variëteiten vaak terug onder de verzamelnaam chrysanthemum maximum. Zie ook de pagina Gewone margriet.

Betonie ~ Betonica officinalis

Ik, Betonie, ben een zeer fraaie overblijvende plant uit de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae) en ben zeer geschikt voor een (wilde) tuinborder. Ik kan een hoogte van 40 tot 70 cm kan bereiken. Mijn gekartelde blad is donkergroen, glanzend, met een wat afgeronde top. Mijn rozerode tot purper-lila bloemen staan op lange, licht behaarde, onvertakte stengels. Een enkele keer heb ik ook witte bloemen. Mijn bloeitijd ligt tussen juni en augustus, met een uitloper tot in september. Ik ben een zonminnende plant, maar ben ook in lichte schaduw te vinden in bosranden en holle wegen.

In het wild kom ik hoofdzakelijk voor op enigszins vochtige zavel-, zand- en leembodems die basisch tot kalkrijk zijn. In de Lage Landen groei ik in bermen, niet bemeste graslanden en hooilanden. In Nederland ben ik alleen nog oorspronkelijk inheems in Zuid-Limburg en zelfs daar ben ik zeldzaam.

Ik bloei rijkelijk en ben een goede drachtplant met nectar en stuifmeel voor wilde bijen, in het bijzonder de grote wolbij en de andoornbij. De Grote wolbij is een voorbeeld van een wilde bijensoort die paart op bloemen. De mannetjes wachten niet bij de nesten maar zoeken naar vrouwtjes op plekken waar deze te verwachten zijn, zoals bij bloemen van de betonie. Ook allerlei vlindersoorten doen zich graag tegoed aan de nectar. Mijn kroonbuis is zo’n 7 mm lang, zodat ook alle hommelsoorten de nectar kunnen bereiken.

Ik werd in middeleeuwse kloostertuinen gekweekt als medicinale plant en ok in pastorietuinen vond je mij terug. Werkzame stoffen in de plant zijn hoofdzakelijk tanninen en alkaloïden. Verder heeft een versterkende werking op het zenuwstelsel (nerveuze spanningen), werkt positief in op verhoogde bloeddruk en bevordert een rustige slaap. Tegenwoordig nog weinig gebruikt als geneeskruid, aangezien de heilzame werking in twijfel wordt getrokken. Eetbare delen van de plant zijn de (jonge) bladeren en de bloemen die in salades kunnen worden verwerkt.

Ik ben een zeer geschikte plant voor de siertuin en de kruidentuin. Ik kan mooi ‘bossig’ worden met vele bloeistengels. Ik kan zowel solitair als groepsgewijs worden aangeplant en ik hou van een lichte standplaats en niet te zware vochthoudende grond. Betonie wordt ook veel gekweekt als tuinplant in verschillende variëteiten. Ik kan door middel van zaaien worden vermeerderd, maar ik zaai op gunstige plekken ook zelf gemakkelijk uit. Ik ben wel wat gevoelig voor verruiging, bemesting en zware schaduw, maar ecologisch en qua belevingswaarde ben ik een zeer aantrekkelijke soort. Zie ook de pagina Betonie

Wilde cichorei ~ Chichorium intybus

Ik, Wilde cichorei ben een fantastische rijkbloeiende plant voor de kruidentuin of de siertuin. Mijn bloemkleur is intens hemelsblauw, ook wel azuurblauw genoemd. Ik ben een overblijvende plant uit de composietenfamilie (asteraceae). Mijn blad is gekarteld, langwerpig en aan de onderkant behaarden lijkt best wel op het blad van paardenbloem. Mijn dofgroene taaie en wat stakerige stengels staan rechtop, zijn gegroefd, meestal ook ruw behaard en (sterk) vertakt. Verder heb ik een lange penwortel. Ik kan makkelijk ruim een meter hoog worden en ik bloei uitbundig van eind juni tot en met september, uitlopend tot in oktober. Tijdens de bloei openen zich bij zonneschijn elke morgen nieuwe bloemen, die vaak in de loop van de middag alweer verwelken. Bij somber, grijs weer blijven mijn bloemen de hele dag dicht. Ik werd ook als een magische plant van het hemelse zonnelicht beschouwd. Hildegard von Bingen beschrijft mij als zonnenwervel, omdat mijn bloemen met de zon meedraaien. Na een regenbui zijn mijn bloemen fletser omdat de aanwezige blauwe kleurstof gemakkelijk oplost in water. De bestuiving wordt hoofdzakelijk door (wilde) bijen en hommels gedaan. 

Al bij de Grieken en de Romeinen gold ik als een medicinale plant. Ik werd toegepast ter stimulering van de spijsvertering, omdat ik vooral gunstig inwerkt op de gal en (stoornissen van de functie van) de lever. Verder ook als middel tegen koorts. Ook in de (vroege) middeleeuwen werd ik in kruidenboeken als heelkruid vermeld. Werkzame stoffen zijn onder andere de bitterstoffen intybine en lactucine. Mijn wortel bevat ook veel inuline, een stof die een gunstige werking heeft op de darmflora en de bloedsuikerspiegel. Verdere werkzame stoffen zijn o.a. choline en laevuline, in de plantengeneeskunde nog steeds inwendig toegepast bij lever- en maagklachten, verstoppingen, huidaandoeningen en bij gebrek aan eetlust. 

Mijn bladeren hebben een enigszins bittere smaak. Het jonge blad en ook mijn bloemen kunnen vers in salades worden verwerkt. Mijn blad en stengels kunnen ook als gekookte groente worden gegeten. Ik ben verwant aan witlof en andijvie. Mijn gedroogde, geroosterde en gemalen wortels leveren de bekende cichoreikoffie, een uitvinding van twee 17e-eeuwse Franse artsen. In de volksmond werd deze surrogaatkoffie ook wel peekoffie genoemd. 

Ik heb wel wat ruimte nodig omdat ik sterk vertak en een forse plant kan worden. Ik groei bij voorkeur in wat lichtere en niet te zure grond en op een plek waar het ’s ochtend lekker zonnig is. Vooral in het zuiden van Limburg sta ik veel in de bermen. In de stedelijke omgeving ben ik een mooie soort voor wegbermen en voor bloemenweides, samen met bijvoorbeeld Avondkoekoeksbloem, Peen, Gewone margriet, Duifkruid, Muskuskaasjeskruid, Slangenkruid, Grote centaurie en Zwarte toorts. Zie ook de pagina Wilde cichorei

Muskuskaasjeskruid ~ Malva moschata

Met mijn weelde aan grote helderroze bloemen ben ik een erg fraaie plant. Ik, Muskuskaasjeskruid, behoor tot de Kaasjeskruidfamilie (malvaceae), ben een overblijvende soort en wordt 30-70 cm hoog. Ik bloei zeer rijk en uitbundig van eind juni tot in september en mijn bloemen verspreiden een lichte muskusgeur. Mijn prachtige bladeren zijn diep ingesneden en zijn evenals de lange bloemstengels licht behaard. Mijn jonge bladeren en bloemen zijn eetbaar, bijvoorbeeld in een gemengde salade. Mijn bloemen hebben een milde smaak. Ook kan het verse blad aan soep worden toegevoegd om die zachter en romiger te maken. De wortel van de plant kan de soep dikker maken.

Mijn botanische naam Malva is afgeleid van het Griekse malache/malachos en malassoo, dat zacht of week maken of verzachten betekent. Dit heeft te maken met de slijmstoffen in mij die verzachtend werken en die al lang geleden als middel tegen hoest werden gebruikt. De Nederlandse naam kaasjeskruid staat in verband met de vorm van de vruchtjes (zaden), die enige gelijkenis vertonen met een (half)rond plat kaasje. Muskus vanwege de lichte muskusgeur die de bloemen afgeven.

In de oudheid was ik reeds een bekend medicinaal kruid. Bij de Romeinen gold ik als Herba omniumorbium, een kruid voor alle ziektes en kwalen. Hildegard von Bingen noemt Malva, maar zij raadt af om mij rauw te gebruiken. Wel vers gekookt als moes met wat vet voor mensen die een zwakke maag of maagproblemen hebben. Ook werden bladeren en stengels in water gelegd om de slijmstoffen te trekken en met deze gelei werd een schrale

huid ingesmeerd ter verzachting. De werkzame stoffen zijn hoofdzakelijk slijmstoffen, looistof en een beetje etherische olie. De slijmstoffen, aanwezig in blad en bloem, hebben een prikkeldempende en verzachtende werking. Tegenwoordig word ik toegepast in vooral huidverzorgende cosmeticaproducten.

Ik ben een stralende en uitbundig bloeiende plant voor de sier- en kruidentuin met aantrekkingskracht voor bijen en vlinders. Ik ben een waardplant voor de Distelvlinder en ik word door vogels bezocht: mijn zaden worden gegeten door putters en groenlingen.

Ik doe het goed op matig voedselrijke grond met een voorkeur voor wat open plekken die zonnig zijn tot licht beschaduwd. In tuinen ben ik goed te combineren met onder andere Avondkoekoeksbloem, Wilde cichorei, Beemdkroon, Lange ereprijs en Koninginnekruid. Ik ben ook een prima soort voor geveltuinen en wegbermen. Ik word ook gekweekt in verschillende variëteiten (malva moschata en malva sylvestris), onder andere met witte bloemen die soms ook spontaan bij de wilde vorm voorkomen. Zie ook pagina Muskuskaasjeskruid.

Ruig klokje ~ Campanula trachelium

Mijn grote klokvormige bloemen zijn mooi blauwlila van kleur en mijn rechtopstaande stengels en deels hartvormige bladeren zijn ruig of ruw behaard. Soms komt ook een witte bloemkleur voor en mijn bloemen zijn van binnen wit behaard. Ik, Ruig klokje, behoor tot de Klokjesfamilie (campanulaceae) en groei 60-90 cm hoog. De botanische naam campanula verwijst naar de vorm van de bloem. Campanula is een verkleinwoord van het Latijnse campana, wat klok betekent. Ik werd in de middeleeuwen gebruikt als medicinaal kruid bij de behandeling van ontstekingen van de keel en de amandelen. Tegenwoordig word ik niet meer toegepast als medicinaal kruid.

In Nederland kom ik in het wild hoofdzakelijk voor in Zuid-Limburg, elders (het rivierengebied, Rijk van Nijmegen en de Achterhoek) ben ik zeldzaam tot zeer zeldzaam. In Nederland ben ik dan ook een wettelijk beschermde soort die op de Rode Lijst staat. Vergeleken met wilde soortgenoten als grasklokje, rapunzelkokje of groot spiegelklokje ben ik een wat forsere klokjessoort, net als het prachtklokje (campanula persicifolia) en het breed klokje (campanula latifolia). Klokjes worden ook veel als sierplant gekweekt in tientallen verschillende (kleur)variëteiten.

Ik ben een echte zomerbloeier, rijkbloeiend van eind juni tot en met augustus. Ik groei bij voorkeur op licht vochtige, schrale tot enigszins voedselrijke bodems die wat humus- en kalkhoudend zijn, in lichte schaduw tot halfschaduw. In het wild ben ik dan ook vaak te vinden in (lichte) loofbossen, aan bosranden, in heggen, houtwallen en struwelen en aan waterkanten. In tuinen ben ik goed te combineren met onder andere Avondkoekoeksbloem, Wilde akelei, Betonie, Muskuskaasjeskruid, Gewone brunel, Beemdooievaarsbek en Blauwe knoop. Ik zaai ook gemakkelijk uit zonder te woekeren.

Mijn bloemen bevatten nectar en witachtig stuifmeel. Ze worden voornamelijk bestoven door hommels en wilde bijen, zoals grote bladsnijder, grote en kleine klokjesbij en de klokjesdikpoot. Deze drie genoemde bijensoorten en de gewone klokjeszandbij zijn specifiek aangewezen op het campanula-geslacht. Ik ben ook ook de waardplant van onder andere de boksbaardvlinder, gele granietuil en de klokjesdwergspanner. Zie ook pagina Ruig klokje

Sint-Janskruid ~ Hypericum perforatum

Ik, Sint-Janskruid ben een overblijvende plant uit de hertshooifamilie (hypericaceae). Ik ben een uitbundige, rijk bloeiende drachtplant voor de siertuin of medicinale tuin. Ik bloei van juni tot september en mijn bloemen zijn stralend goudgeel van kleur. Mijn bloemen bevatten stuifmeel en worden druk bevlogen door hommels, grasbijen, metselbijen en zandbijen en verder door (zweef)vliegen en vlinders. Mijn stevige harde stengels zijn tweekantig en vertakt en kunnen tot 80 cm hoog groeien. Wanneer je mijn bloemblaadjes tussen je vingers fijn wrijft, kleuren ze paarsrood door de aanwezige etherische olie.

De botanische naam Hypericum zou voortkomen uit de Griekse woorden huper (hyper) en ereiko, die respectievelijk bij en heide betekenen. In feite een plant die bij of op heideachtige (schrale) terreinen groeit. Een andere verklaring luidt dat Hypericum een verwijzing is naar de god Hyperion, in de Griekse mythologie de vader van de zon, omdat de bloemen en de zon beide (goud)geel zijn. De soortaanduiding perforatum is het Latijnse woord voor doorboord (in het Nederlands geperforeerd) en heeft betrekking op de doorschijnende oliekliertjes op mijn blad. Mijn Nederlandse naam hangt samen met het hoogtepunt van de bloei: rond 24 juni, de dag van Sint Jan.

Aan mij werd niet alleen een helende werking toegeschreven, maar ook magische krachten om de duivel en boze geesten te verdrijven en te beschermen tegen hekserij, zwarte magie en ander onheil. Op de dag van Sint Jan werden daarom kerken versierd met mijn bloemen. Die werden ook aan de deuren van huizen en stallen opgehangen (volksnaam Jaag-den-duvel), vaak in de vorm van een kruidwis met andere soorten.

Ook in medicinaal opzicht ben ik in de oudheid al een bekend kruid. Werkzame stoffen zijn hypericine, flavonoïden, etherische olie en looistoffen. Mijn bloemen (de kelk- en kroonblaadjes) bevatten een geneeskrachtige olie, waarmee Johannesolie kan worden bereid. Inwendig toegepast als een natuurlijk antidepressivum voor een goede gemoedstoestand en meer geestelijke veerkracht. Uitwendig in de vorm van olie bij een schrale huid, brand- en schaafwonden en herpes, ook vanwege haar anti-bacteriële en anti-virale eigenschappen. De olie verstevigt de huid.Verder kan ik als verfplant worden gebruikt. Afhankelijk van de gebruikte delen, bloeiende toppen of wortel of de gehele plant, kan een oranjegele, beigebruine tot citroengele kleurstof worden gemaakt om bijvoorbeeld wol en linnen te verven. Ik heb een duidelijke voorkeur voor zonnige plaatsen op droge zandige bodems die schraal tot matig voedselrijk zijn. Ik ben bijvoorbeeld goed te combineren met Kleine pimpernel, Wilde marjolein, Grote centaurie, Gewoon reukgras en Bevertjes. Zie ook pagina Sint-Janskruid.

Gewone salomonszegel ~ Polygonatum multiflorum

Ik, Gewone salomonszegel ben een overblijvende plant uit de familie van de asperges (asparagaceae) en kan 30 tot 90 cm hoog worden. Ik ben een opvallende verschijning: mijn hangende klokvormige bloemen zijn wit van kleur, staan in een rij en hebben aan het eind een groen puntje en bloeien in de maanden mei en juni. Ik ben geen druk bevlogen drachtplant. Dit heeft te maken met het feit dat de nectar diep in mijn bloemen zit. Daar kunnen alleen insecten met een lange tong bij komen. Mijn vruchten zien eruit als berijpte blauwzwarte bessen. Ze smaken zoet en zijn giftig voor mensen. Mijn gebogen overhangende stengel is rond en glad en mijn groene tot blauwgroene bladeren zijn langwerpig tot elliptisch. Ik heb een dikke, vertakte wortelstok en hieruit ontspruiten elk voorjaar weer nieuwe stengels. Op de plaats waar de oude stengel is afgevallen zit een litteken in de vorm van een verdikte knoop die op een zegel lijkt. Dit proces herhaalt zich jaarlijks. 

Mijn Nederlandse naam houdt verband met deze littekens op de wortelstok die de afgestorven stengels erop achter laten. Daarin zag men de afdruk van de zegelring van de Bijbelse koning Salomon. De botanische naam Polygonatum komt van het Griekse polus: veel en gonu: knie, knoop of verdikking, wat slaat op de vele knopen in de wortelstok. De soortaanduiding multiflorum is een samenstelling van de Latijnse woorden multi = veel en flos = bloem, dus veelbloemig. 

In de oudheid werd ik medicinaal gebruikt om zweren, wonden, kneuzingen, bloeduitstortingen en gebroken gewrichten te helen. Verder ook als bloedreinigend en urine-afdrijvend middel. Omdat het litteken op de wortelstok op een eksteroog leek, werd tegen dergelijke pijnlijke eeltplekken een zalf van de wortel gemaakt. Mijn (niet giftige) wortelstok wordt nog steeds medicinaal gebruikt. 

Ik verlang beschaduwde tot halfbeschaduwde plekken en een vrij droge tot enigszins vochthoudende bodem die niet te voedselrijk is en kan variëren van een beetje zuur tot neutraal tot enigszins kalkhoudend. Bij voorkeur op lemige grond, maar ik ben in het wild ook te vinden op een kleiige of venige bodem.

Ik ben een vrij gemakkelijke plant voor de siertuin op een drogere bodem in de halfschaduw. Ik ben bijvoorbeeld goed te combineren met Lievevrouwebedstro, Gevlekt longkruid, Tongvaren, Knikkend nagelkruid, Wilde akelei, Ruig klokje en Grote muur. Ik vermeerder mij zowel generatief als vegetatief en kan hele groepen vormen.


#nlbloeit  #biodiversiteit  #plantenvanhier  #oogopdenatuur  #newdutchwave


Bestel het boek (6de druk) en steun NL Bloeit!

www.plantenvanhier.nl
www.plantenvanhier.nl

Maak € 37,95 (per boek incl. verzendkosten) over op rekening NL93TRIO0338519149 van stichting NL Bloeit!

onder vermelding van 'Planten van hier' + adresgegevens in NL (straat / huisnummer & postcode / plaats).

Na ontvangst van de betaling wordt de bestelling via Post.nl verzonden.


De opbrengst komt ten goede aan de missie van NL Bloeit!